Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1142

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1436 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning AOW-uitkering ter hoogte van 4% van een volledig AOW-pensioen. Het Uwv heeft terecht en op goede gronden geconstateerd dat appellante op grond van nationale en internationale regelgeving gedurende 48 jaar niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW en derhalve recht heeft op een AOW pensioen ter hoogte van 4%.


Uitspraak

08/1436 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te Marokko (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2008, 06/1321 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 26 maart 2009 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De Svb heeft van verweer gediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg. II. OVERWEGINGEN 1.1. Aan de aangevallen uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder, ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden: “Eiseres, geboren [in] 1941, is woonachtig in Marokko. Bij besluit van 9 december 2005 heeft verweerder aan eiseres met ingang van juli 2006 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 4% van een volledig AOW-pensioen. Daarbij is overwogen dat eiseres gedurende (afgerond) 48 jaren niet verzekerd kan worden geacht en dat het pensioen daarom met 96% moet worden gekort. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. In beroep voert eiseres aan dat zij van het aan haar toegekende pensioen niet in haar kosten van levensonderhoud kan voorzien. Zij verzoekt om aan haar een hoger AOW-pensioen toe te kennen.”. 1.2. Vervolgens heeft de rechtbank als volgt geoordeeld (waarbij appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder): “Voor de relevante feiten en het wettelijk kader wordt naar het bestreden besluit verwezen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht en op goede gronden heeft geconstateerd dat eiseres op grond van nationale en internationale regelgeving gedurende 48 jaar niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW en derhalve recht heeft op een AOW pensioen ter hoogte van 4%. Het standpunt van eiseres dat de hoogte van het AOW pensioen haar niet in staat stelt om in haar kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De bepalingen van de AOW zijn dwingendrechtelijk van aard en verweerder is niet bevoegd om daarvan af te wijken.”. 2.1. In hoger beroep heeft appellante de in eerste aanleg aangevoerde gronden in essentie herhaald. 2.2. De Svb heeft in verweer volstaan met te verwijzen naar de gronden van waarop het bestreden besluit rust, bezien in samenhang met de onderliggende gedingstukken. Verzocht wordt om de aangevallen uitspraak te bevestigen. 3.1. De Raad oordeelt als volgt. 3.2 De Raad kan zich geheel vinden in de uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, die de Raad tot de zijne maakt. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel. 3.3 Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld. 3.4 De Raad is van oordeel dat er geen grond bestaat om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten als voorzien in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2009. (get.) H.J. Simon. (get.) M. Pijper. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerden. RB